Onderzoeksfase
Na aanvraag wordt er onderzoek gedaan naar de hulpvraag. Dit gebeurt samen met de jeugdige en/of gezin. De verwijzer onderzoekt wat de hulpvraag is, welke problemen er spelen, wat er nodig is om deze hulpvraag/problemen aan te pakken, wat kan er lokaal en wat kunnen ze zelf? Uit het onderzoek kan voortkomen dat de hulpvraag lokaal kan worden behandeld. Aanvrager wordt verwezen naar de lokale toegang.
Tijdens het onderzoek kunnen hulplijnen zoals het RET, CCE en deskundigen worden ingeschakeld om een volledig beeld te krijgen van de hulpvraag.
Lees meer:
De volgende stappen worden doorlopen uit het beoordelingskader
van de CRvB (Centrale Raad van Beroep) om tot een goed jeugdhulponderzoek te komen:
- Stel de hulpvraag van de jeugdige en/of de ouders vast.
- Onderzoek of deze gemeente verantwoordelijk is (woonplaatsbeginsel).
- Onderzoek of de Jeugdwet van toepassing is.
- Breng in kaart wat de beperkingen/problematiek is van de jeugdige. Is er sprake van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen? En als daar sprake van is, maak concreet om welke problemen en/of stoornissen het gaat.
- Bepaal vervolgens welke hulp nodig is in vorm, duur en frequentie, gelet op de problematiek.
De hulp moet de jeugdige in staat stellen om:
a. Gezond en veilig op te groeien;
b. Te groeien naar zelfstandigheid;
c. Voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. - Onderzoek eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht).
- Onderzoek of er aanspraak bestaat op een voorliggende voorziening.
- Onderzoek of er aanspraak bestaat op een algemene voorziening.
- Informeer de aanvrager over de mogelijkheid van het aanvragen van een persoonsgebonden budget (pgb).
- Indien aangevraagd: beoordeel of aan voorwaarden pgb voldaan wordt.
Tijdens dit onderzoek wordt er van de aanvrager medewerking verwacht, zodat er een compleet beeld gemaakt kan worden van de situatie. Om dit beeld te krijgen, kunnen we waar mogelijk ook contact opnemen met andere betrokkenen, bijvoorbeeld de school of andere professionals die al betrokken zijn of zijn geweest.
Dit stappenplan wordt door iedere verwijzer uitgewerkt in haar onderzoeksverslag. Wanneer de situatie erom vraagt, wordt aanvullend onderzoek gedaan door middel van een verklarende analyse. Deze verklarende analyse is nodig, wanneer uit onderzoek blijkt dat er mogelijk 24-uurs-jeugdhulp ingezet moet worden. Ook kan in deze fase het RET geconsulteerd worden om de verwijzer te ondersteunen.
De aanbieder houdt bij aanvang van de hulp rekening met de doorgaande hulpverlening (zorgcontinuïteit) vanaf het 18e levensjaar van de jeugdige. In dat kader neemt de procesregisseur, voor zover noodzakelijk en voor zover de jeugdige de leeftijd van 16,5 jaar heeft bereikt, het initiatief en voert hij de regie tot het in samenspraak met de jeugdige en aanbieder opstellen van een toekomstplan. Hierin wordt ten aanzien van de verschillende leefgebieden: zorg, onderwijs, werk, vrije tijd, gezondheid en financiën, voor zover noodzakelijk integraal beschreven wat de stand van zaken in de hulpvraag is en aan welke doelen de jeugdige nog wil/gaat werken en welke partijen betrokken zijn bij het realiseren van deze doelen. De aanbieder draagt zo bij aan een ‘warme’ overdracht naar de opvolgende aanbieder(s).
De aanbieder zorgt, waar mogelijk en redelijk, voor het regelen van hulp buiten de Jeugdwet voordat een jongere 18 jaar wordt. Dit gebeurt in samenwerking met andere betrokken partijen, die ervoor moeten zorgen dat de voorwaarden hiervoor goed geregeld zijn.
De aanbieder betrekt in het geval van verlengde jeugdhulp, niet zijnde verlengde pleegzorg, de door de Jeugdwet aangewezen verwijzers om te beoordelen wat de juiste opvolgende voorzieningen inhouden. Onder verlengde jeugdhulp wordt verstaan die zorg of ondersteuning van een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar maar nog niet die van 23 jaar heeft bereikt en die niet op grond van de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg of Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 geboden kan worden.
Vaststellen van de procesregisseur voor het vervolg is een voorwaarde van de domeinbepaling.
Vaak start het onderzoek naar de aanvraag met een gesprek met de aanvrager. Soms vindt dit gesprek plaats op locatie, maar zo veel mogelijk bij de aanvrager thuis. Zo krijgt de medewerker inzicht in de directe leefomgeving van de aanvrager. Dit is van belang voor het beoordelen van de aanvraag. Voor het beoordelen van de aanvraag, moet de medewerker volgens de Jeugdwet, de richtlijnen Jeugdhulp en de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling werken. Het is zaak dat dit onderzoek zorgvuldig, maar ook deskundig gebeurt.
Het doel van het onderzoek is om de reden van de aanvraag vast te stellen. We noemen dit de hulpvraag. Vervolgens moet onderzocht worden hoe deze hulpvraag tot stand is gekomen. Dan is het aan de medewerker van de toegang om te onderzoeken wat er nodig is om de hulpvraag op te lossen. Vaak worden in dit stadium ook al resultaten of doelen geformuleerd.
Wanneer al deze zaken in kaart zijn gebracht, vindt de afweging plaats. Dit is een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Tijdens deze afweging wordt onderzocht wat de aanvrager eventueel met zijn of haar netwerk zelf kan doen en of er een algemene voorziening is die de hulpvraag kan oplossen, of dat er een vorm van jeugdhulp nodig is, waarvoor een beschikking nodig is.
Het RET kan benaderd worden door verwijzers en aanbieders als het niet lukt om passende inzet te realiseren, voor creatieve en versnellende denk- en doekracht:
- Ter voorkoming van uithuisplaatsingen;
- Ter bevordering van doorstroom;
- Ter ondersteuning bij de verklarende analyse en in complexe situaties in het gezin.
Dit kan door te mailen met het RET naar ikwil@versnelling-fl.nl.
Tijdens het onderzoek moet de medewerker van de lokale toegang altijd een veiligheidsinschatting maken. Dit gebeurt in eerste instantie met een basale risicotaxatie. En zal als daar geen redenen voor zijn niet met de aanvrager besproken worden. Zijn er signalen van onveiligheid? Dan onderzoekt de medewerker van de lokale toegang deze verder middels een risicotaxatie-instrument (bijv. ARIJ of LIRIK). Daarnaast wordt altijd de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling doorlopen. Mocht het nodig zijn dan wordt er een veiligheidsplan opgesteld, binnen Flevoland werken met de Top-3 Methodiek van CivilCare. Dit proces loopt parallel aan het onderzoek naar de aanvraag jeugdhulp.